De volgende overdenkingen zijn ingegeven door de deugden-ethiek, Onze voorouderen wisten niet beter dan dat ze dienden te leven naar de zeven deugden. Van de oude Grieken hadden ze de vier kardinale deugden geleerd: verstandigheid, gematigdheid, moed en rechtvaardigheid. Paulus en andere christelijke denkers voegden daar de drie theologische deugden aan toe: geloof, hoop en liefde. Beginnende in de negentiende eeuw verdwenen deze deugden uit het zicht. De moderne mens richtte zich liever op de moderne ethiek van denkers als Immanuel Kant met regels als: doe anderen niet aan wat je zelf niet aangedaan wilt worden.