Soms heb je in een museum zo’n kamer waar je niet in mag. Er is een koord voor gespannen. Een kamer waarin een ‘haard’ staat met een ‘kolenkit’ ernaast. Zelfs kinderen vinden dat vaak leuk. Dat koord is jammer natuurlijk. Je mag er alleen nog maar naar kijken, niet meer binnen lopen, nergens meer aankomen. Het is voorbij… nostalgie. Groenewegen schreef dit boek over zijn kindertijd in een pastorie in het midden van de twintigste eeuw. Tegengehouden door het onverbiddelijk koord mengt hij nieuwsgierigheid naar wat daar was met peinzende verwondering en ironie. Lezers zullen hopelijk in zijn toonkamers eigen beelden en herinneringen terugvinden. Achter het koord zal de lezer de sporen van een tijd tegenkomen waarin ‘normen en waarden’ nog heel gewoon waren. En God ook. Te.
En naïviteit, ook toen al, die niet door had hoe veel van wat wij denken niet uit onszelf komt, maar napraten is. En, net als hij, zal de lezer daar soms blij van worden en ook nadenkend. Over wat je eigenlijk vind van jezelf, van het leven, van God.
En naïviteit, ook toen al, die niet door had hoe veel van wat wij denken niet uit onszelf komt, maar napraten is. En, net als hij, zal de lezer daar soms blij van worden en ook nadenkend. Over wat je eigenlijk vind van jezelf, van het leven, van God.