Wat is de mens, waar dienen ons leven, onze arbeid, onze liefde, ons plezier en onze inzet voor de samenleving toe? Hoe vinden mensen, mannen en vrouwen, geluk en zin in het leven? Hoe gaan we om met schuld en wraak? Hoe verhouden we ons tot de levende natuur van planten en dieren, hoe groeien we toe naar een cultuur van vrede en gerechtigheid? Hoe gaan we om met lijden en dood? Wat komt er na de dood of kunnen we alleen iets weten over de mens tussen wieg en graf?
Uit recente ontwerpen voor een eigentijdse theologische antropologie blijkt echter, dat de traditionele confessionele en religieuze scheidslijnen verbleken bij de vele nieuwe vragen die opdoemen vanuit filosofie, psychologie en culturele antropologie. Dit boek wil een bijdrage leveren aan een eigentijdse visie op de zin, dat wil zeggen de betekenis en de richting, van het menselijk leven en samenleven. Het doet dat door een herbezinning op de joods-christelijke traditie omtrent de mens als beeld Gods, als begenadigde die mag leven in de gunst van God en als geroepene die gevraagd wordt te leven naar de criteria van het rijk Gods. Daarbij komen vijf kernmomenten van het menselijk bestaan ter sprake: vrijheid, arbeid, seksualiteit, politiek, hoop en verlangen. Dat alles wordt begrensd door onze lichamelijke eindigheid en dood, waarop de religieuze tradities een antwoord proberen te geven: hoe menswaardig te leven en te sterven in de hoop op leven voorbij de dood?
Dit boek is geschreven voor gelovigen en minder gelovigen, voor christenen en voor gelovigen uit andere religieuze tradities. Het is te lezen als een vervolg op het boek God, een open vraag (1997) van dezelfde auteur.
Anton Houtepen (1940) was tot 2004 hoogleraar Oecumenische Theologie aan de Faculteit Godgeleerdheid van de Universiteit Utrecht en directeur van het Centrum voor Interculturele Theologie, Interreligieuze dialoog, Missiologie en Oecumenica (IIMO) te Utrecht.