Het onderwijs stelt ons telkens voor nieuwe vragen die wij in onze eigen context moeten beantwoorden. Meestal zijn we niet de eerste die over dergelijke vragen nadenken. Daarom is het goed om te rade te gaan bij onze voorgangers. In dit boek komen Erasmus, Comenius, Koelman, Francke, Rousseau, Pestalozzi en Waterink aan het woord. Allemaal interessante, vaak weerbarstige denkers over opvoeding en onderwijs die ons een denkduwtje in de rug kunnen geven. Ze komen rechtstreeks aan het woord in teksten en citaten, worden geschilderd in hun eigentijd, maar ook hun onderwijspraktijk komt aan bod. Zo verdiept de lezer zich in vragen als: hoe moet ik eigenlijk het kind in de klas zien? Wat is de rol van de leraar en wat die van de leerling? Wat is kennis eigenlijk en hoe dragen we die over? Elk hoofdstuk heeft reflectievragen, zodat het boek goed te gebruiken is in onderwijsteams, maar ook in de opleiding van leraren. Elk hoofdstuk stelt ook de vraag naar de bruikbaarheid van de aangereikt ideeën voor onszelf. In het laatste hoofdstuk reflecteren de redactieleden in een aantal briefwisselingen op belangrijke thema’s die door de historische pedagogen worden aangereikt. Zo ontstaat een sterke verbinding met de onderwijskundige en pedagogische actualiteit.